Het was hun eerste dag in de strijd en de twee beste vrienden waren net van plaats gewisseld. Bob Fordyce rustte uit terwijl Frank Hartzell in het ondiepe schuttersputje kroop en op zijn beurt de bevroren grond weghakte. Op dat moment begon het Duitse artillerievuur overal om hen heen te vallen. Met zijn lichaam tegen de grond gedrukt, voelde Hartzell hoe granaatscherven zijn helm deukten. Toen de explosies voorbij waren, kwam hij overeind en ontdekte dat zijn beste vriend zojuist was omgekomen in de waas van een gevecht.
“Als je er daadwerkelijk in zit, is het erg chaotisch”, zei Hartzell.
De volgende dag, nieuwjaarsdag 1945, vocht Hartzell tegen nazi-soldaten om de controle over de Belgische stad Chenogne. In de nasleep schoten Amerikaanse soldaten tientallen ongewapende Duitse krijgsgevangenen in een veld neer – een duidelijke schending van de Conventie van Genève.
‘Ik herinner me dat we het bevel hadden gekregen om geen gevangenen te nemen,’ zei Hartzell. “Toen ik langs het veld aan de linkerkant liep, lagen er dode lichamen. Ik wist wat ze waren. Ik wist dat het dode Duitsers waren.” Het nieuws over het bloedbad bereikte generaal George S. Patton, maar er volgde geen onderzoek.
Dit was een onverteld verhaal dat zich afspeelde tijdens het epische Ardennenoffensief dat in december 1944 begon en zes weken duurde, een gebeurtenis die de Britse premier Winston Churchill omschreef als ‘ongetwijfeld de grootste Amerikaanse veldslag van de oorlog’. Met 700.000 geallieerde strijdkrachten was dit de grootste veldslag die door Amerikanen werd uitgevochten, met enorme aantallen slachtoffers tot gevolg en het laatste offensief aan het westelijk front.
Deze week verder Onthullenonderzoekt verslaggever Chris Harland-Dunaway waarom de soldaten die het bloedbad bij Chenogne pleegden nooit ter verantwoording werden geroepen.
Dit is een update van een aflevering die oorspronkelijk werd uitgezonden Juli 2018.
Bron: www.motherjones.com