Het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten heeft tijdelijk een verbod stopgezet dat de regering van president Joe Biden verbiedt samen te werken met socialemediagiganten bij het verwijderen van valse of misleidende inhoud.
Het besluit van donderdag is de laatste stap in een voortdurende juridische strijd over de vraag of Biden-functionarissen te ver zijn gegaan in hun pogingen om de verkeerde informatie over COVID-19 in te dammen tijdens het hoogtepunt van de coronaviruspandemie.
De zaak, die vorig jaar werd geïnitieerd door de procureurs-generaal van Louisiana en Missouri, heeft de wijdverbreide conservatieve kritiek aan het licht gebracht dat sociale-mediabedrijven rechtse stemmen op hun platforms censureren, in strijd met hun recht op vrije meningsuiting.
En lagere rechtbanken hebben die zienswijze tot nu toe gehandhaafd, door besluiten uit te vaardigen waarin wordt beweerd dat Biden-functionarissen dwang gebruikten om de beslissingen van bedrijven over inhoudsmoderatie te beïnvloeden.
Hier vindt u alles wat u moet weten om op de hoogte te blijven van het aanhoudende juridische drama.
Hoe is deze rechtszaak begonnen?
Op 5 mei 2022 hebben de procureur-generaal van Louisiana, Jeff Landry en de procureur-generaal van Missouri, Eric Schmitt, een rechtszaak aangespannen waarin Biden-functionarissen ervan werden beschuldigd technologiebedrijven onder druk te zetten om de vrijheid van meningsuiting te onderdrukken “onder het mom van het bestrijden van ‘misinformatie’”.
Een deel van Biden’s toppersoneel werd in de rechtszaak genoemd, waaronder zijn belangrijkste medische adviseur Anthony Fauci, die leiding gaf aan de COVID-19-reactie van het land.
Om hun censuurargument te ondersteunen wezen Landry en Schmitt op pogingen op Twitter, Facebook en andere grote socialemediaplatforms om inhoud te labelen of te verwijderen die bijvoorbeeld de doeltreffendheid van gezichtsmaskers of vaccins bij het beperken van de verspreiding van het virus in twijfel trok.
Deze pogingen om vermeende desinformatie te verwijderen, zo betoogden zij, kwamen neer op een schending van het Eerste Amendement van de Amerikaanse grondwet, dat de vrijheid van meningsuiting beschermt.
Wat staat er op het spel?
De rechtszaak zet de campagne tegen desinformatie in tegen het recht op vrije meningsuiting, zelfs als die toespraak vals of bedrieglijk zou kunnen zijn.
De uitkomst ervan zou kunnen bepalen in welke mate de Amerikaanse regering in staat is samen te werken met sociale-mediabedrijven tijdens grote nationale crises – of het nu gaat om pandemieën of controversiële verkiezingen.
Een succesvolle rechtszaak zou ook politieke punten kunnen opleveren voor de Republikeinen die beweren dat hun standpunten zijn ingeperkt door buitensporig toezicht op de sociale media.
Wat is het bevel?
De Amerikaanse rechter Terry Doughty, onder voormalig president Donald Trump benoemd tot lid van het westelijke district van Louisiana, was de eerste die de zaak overwoog, en hij was het grotendeels met de eisers eens.
Op 4 juli vaardigde hij een voorlopig bevel uit met een brede reikwijdte, waardoor Biden-functionarissen werden verboden sociale-mediabedrijven te ontmoeten of te communiceren over het ‘verwijderen, verwijderen, onderdrukken of verminderen’ van inhoud.
Het bevel voorzag wel in uitzonderingen, waardoor Biden-functionarissen met medewerkers van de sociale media konden corresponderen over criminele activiteiten, bedreigingen van de nationale veiligheid en andere zaken van algemeen belang.
Maar in zijn 155 pagina’s tellende uitspraak herhaalde Doughty de angst voor overheidsinmenging in de sociale media, waarbij hij zei dat het bewijsmateriaal ‘een bijna dystopisch scenario’ suggereert.
“Tijdens de COVID-19-pandemie, een periode die misschien wel het best wordt gekenmerkt door wijdverbreide twijfel en onzekerheid, lijkt de regering van de Verenigde Staten een rol op zich te hebben genomen die lijkt op die van een Orwelliaans ‘Ministerie van Waarheid’”, schreef hij.
Wat zei het hof van beroep?
Afgelopen vrijdag woog het Fifth Circuit Court of Appeals in New Orleans eveneens mee, nadat de regering-Biden het bevel had aangevochten.
De driekoppige bank, die conservatief neigt, handhaafde het bevel – maar de rechtbank beperkte de verreikende reikwijdte ervan en noemde het ‘overdreven’.
Het hof van beroep heeft ook enkele overheidsinstanties van het verbod geschrapt, zoals het ministerie van Buitenlandse Zaken. In plaats daarvan is het herziene bevel alleen van toepassing op functionarissen van het Witte Huis, het Federal Bureau of Investigation, de Surgeon General en de Centers for Disease Control and Prevention.
Niettemin beweerde de rechtbank dat de regering-Biden “de platforms dwong hun moderatiebeslissingen te nemen door middel van intimiderende berichten en bedreigingen”.
Waar gaat de zaak verder?
Donderdag heeft de regering-Biden haar poging om het bevel op te heffen voorgelegd aan het Amerikaanse Hooggerechtshof.
En binnen enkele uren reageerde rechter Samuel Alito, met een bevel dat het bevel tot en met 22 september bevriest, om Biden-functionarissen de tijd te geven een formeel beroep in te stellen.
De beslissing viel op Alito, een conservatieve rechter, omdat hij verantwoordelijk is voor het beoordelen van noodoproepen van het Vijfde Circuit, waartoe Louisiana, Mississippi en Texas behoren.
Door het verbod op te schorten kan de regering-Biden, althans tijdelijk, haar activiteiten voortzetten zoals gewoonlijk. De regering heeft ontkend dat ze sociale-mediabedrijven bedreigen of onder druk zetten, maar zegt in plaats daarvan dat ambtenaren ‘verantwoordelijke acties promootten’, maar verder de ‘onafhankelijke keuzes’ van de platforms respecteerden.
Maar dat argument zou een zware strijd kunnen krijgen als de zaak de hoogste rechtbank van het land bereikt, waar momenteel een conservatieve meerderheid van 6-3 aan de macht is.
Bron: www.aljazeera.com