Toen aanvankelijk bekend werd dat het Canadese parlement een staande ovatie had aangeboden aan een achtennegentigjarige veteraan van de Waffen-SS, was het teleurstellend eenvoudig om je voor te stellen dat het verhaal binnen een paar dagen zou komen en gaan.
In de eerste plaats had eerdere berichtgeving over monumenten ter ere van veteranen van de 14e Waffen Grenadier (of 1e Galicische) Divisie op de een of andere manier niet tot enige noemenswaardige nationale verontwaardiging geleid. Nadat in 2017 werd onthuld dat Chrystia Freeland, destijds de Canadese minister van Buitenlandse Zaken en nu de minister van FinanciĆ«n, op de hoogte was van het verleden van haar grootvader als redacteur van een nazikrant in het bezette Polen, leek het verhaal grotendeels aan dovemansoren gericht ā ondanks dat ze bracht eerder hulde aan hem.
En toen premier Justin Trudeau in de nasleep van de recente episode in het Parlement het schrikbeeld van āRussische desinformatieā opriep, was het griezelig aannemelijk om je voor te stellen dat hetzelfde opnieuw zou kunnen gebeuren. Het groteske schouwspel van mainstream-experts uitweiden over de vraag of vrijwilligerswerk voor de SS en het afleggen van een eed van trouw aan Adolf Hitler iemand technisch gezien tot een nazi maakten, leek alleen maar het ergste te bevestigen.
Wat er verder ook gezegd kan worden over het mediadiscours dat daarop volgde, het probleem is absoluut niet verdwenen. In feite lijkt de viering door het Parlement van Yaroslav Hunka ā die zich vrijwillig aansloot bij een militaire eenheid die oorlogsmisdaden pleegde en zijn lidmaatschap van de SS tot op hoge leeftijd is blijven vieren ā de stilte te hebben doorbroken. Zoals Jeremy Appel vorige maand speculeerde: āMisschien zal de Hunka-affaire dienen als katalysator voor een langverwachte afrekening met de manier waarop Canadese functionarissen, in naam van het anticommunisme, een oogje dichtknijpen voor nazi-sympathieĆ«n onder Oost-Europese nationalistische emigranten. . .ā
Dankzij het belangrijke werk van Appel en een aantal andere journalisten zijn er steeds meer details naar voren gekomen over de verschrikkelijke mate waarin OekraĆÆense nazi-collaborateurs zich na de oorlog in Canada’s culturele en politieke leven hebben verspreid. Het bleek dat Hunka daadwerkelijk een schenking naar hem had vernoemd aan een grote universiteit in Alberta. Sinds dat werd gemeld, zijn voor bijna 1,5 miljoen dollar aan soortgelijke schenkingen en schenkingen geĆÆdentificeerd. Peter Savaryn, die redelijk open was over zijn verleden bij de Waffen-SS, was in de jaren tachtig zelfs kanselier van de Universiteit van Alberta en vice-president van de toenmalige nationale regeringspartij. Bij zijn pensionering in 1987 ontving hij de Order of Canada, de hoogste burgerlijke onderscheiding van het land. (Deze week heeft de huidige gouverneur-generaal van Canada, Mary Simon, haar excuses aangeboden voor de onderscheiding.)
Joodse groepen hernieuwen intussen de oproep tot het verwijderen van monumenten voor OekraĆÆners die voor de naziās hebben gevochten, die momenteel zowel in Edmonton, Alberta als in Oakville, Ontario staan. De roep om de vrijgave van een niet-geredigeerde versie van het rapport van de Commissie-Deschenes is ook luider geworden ā naar aanleiding van een gebrekkig onderzoek uit de jaren tachtig naar de aanwezigheid van nazi-oorlogsmisdadigers in Canada, zij het waarbij de namen van vermeende voormalige naziās geheim werden gehouden.
Hoe bemoedigend deze ontwikkelingen ook zijn, ze hebben de gestage stroom van historisch revisionisme, die op schandelijke wijze de Hunka-affaire heeft gevolgd, nog niet kunnen tegenhouden. Gezien de huidige geopolitieke context lijken sommigen te geloven dat de agressie van het Rusland van Vladimir Poetin tegen het huidige OekraĆÆne op de een of andere manier dubbelzinnigheid rechtvaardigt over de geschiedenis van de Holocaust en de criminaliteit van nazi-gelieerde OekraĆÆense collaborateurs in de jaren veertig. Verschrikkelijke stukken zoals deze, uitgegeven door niemand minder dan Politiekzijn zelfs nog verder gegaan door te suggereren dat de demonologie van de Waffen-SS ā die tijdens de processen van Neurenberg officieel tot criminele organisatie werd verklaard door het Internationale Militaire Tribunaal ā op de een of andere manier misplaatst is.
Het is alarmerend dat dit Ć¼berhaupt moet worden gezegd, maar het is meer dan sinister om te zien hoe mensen extreemrechtse nationalistische propaganda napraten onder het mom van verzet tegen ādesinformatieā. Bovendien bewijst het een diepe slechte dienst, niet alleen aan de geschiedenis, maar ook aan de heroĆÆsche inspanningen van de miljoenen OekraĆÆners in het Rode Leger die hielpen nazi-Duitsland te verslaan, en aan al degenen in de OekraĆÆense diaspora in Canada die de pogingen van nationalistisch rechts om de geschiedenis te herschrijven afwijzen.
Wat er uiteindelijk ook uit voortkomt, de schandelijke Hunka-episode heeft geholpen iets diep lelijks in de geschiedenis van Canada bloot te leggen, en de mate waarin sommigen bereid zijn het verleden om te buigen rond hun favoriete hedendaagse verhaal. Met een beetje geluk is dit echter nog maar het begin. De beelden moeten naar beneden komen. De schenkingen moeten worden geĆÆdentificeerd en beĆ«indigd. De documenten moeten worden geopend. En de sluier van onwetendheid die sommigen over de geschiedenis van de twintigste eeuw hebben proberen te leggen, moet voorgoed worden opgeheven.
Bron: jacobin.com