De Nederlandse verkiezingen van woensdag veroorzaakten een schokgolf door heel Europa. De extreemrechtse Partij voor de Vrijheid (PVV) van Geert Wilders werd volgens de exitpolls de grootste partij van Nederland en won 37 van de 150 zetels in het parlement. Nooit eerder in de Nederlandse naoorlogse geschiedenis heeft een extreemrechtse partij zo’n grote overwinning behaald. Onder commentatoren overheersen ongeloof en verontwaardiging. En toch klinkt dit hol, omdat de opmars van Wilders feitelijk al lang in de maak was.

Dit resultaat is zonder twijfel symptomatisch voor de verdere radicalisering van rechts. Hoewel de thema’s van de ‘kosten van levensonderhoud’-crisis en de democratische verantwoordingsplicht van de overheid bij deze verkiezingen een prominente rol speelden, was de politisering van de migratie doorslaggevend. Het is de afgelopen decennia met horten en stoten gestegen, maar werd weer centraal toen de laatste regering over deze kwestie instortte. Wilders, de politicus die zijn peroxideblonde kapsel vóór Donald Trump tot een twijfelachtig modestatement maakte, baseerde zich op laatstgenoemde als inspiratiebron voor zijn verkiezingsslogan: ‘Nederlanders eerst.’

De liberaal-conservatieve Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD), die dertien jaar lang een ruïneus neoliberaal beleid voerde onder aftredend premier Mark Rutte, heeft een gevaarlijk spel gespeeld met haar focus op berichten rond migratie. De partij, geleid door Dilan Yesilgöz, leed zware verliezen en daalde van 34 naar 24 zetels. De nieuwkomer, het christen-democratische Nieuw Sociaal Contract (NSC) van Pieter Omtzigt, behaalde twintig zetels. Hoewel de centrumlinkse alliantie onder Frans Timmermans (PvdA-Groen Links) met 25 zetels als de op een na grootste kracht naar voren kwam, is dat onvoldoende om de algehele rechtse verschuiving te compenseren.

Geert Wilders brak al eerder door in 2006, toen hij negen zetels behaalde bij de verkiezingen van dat jaar en zijn partij omdoopte tot Partij voor de Vrijheid. Als erfgenaam van de extreemrechtse Pim Fortuyn, die na de aanslagen van 11 september 2001 waarschuwde voor de ‘islamisering van Nederland’, maakte Wilders van een denkbeeldige cultuuroorlog tegen de islam het speerpunt van zijn partij. Zijn eerste programma, dat in wezen ongewijzigd zou blijven, riep op tot het schrappen van artikel 1 van de Nederlandse grondwet – het verbod op discriminatie – en het vervangen door een artikel over ‘de dominantie van de joods-christelijke en humanistische traditie en cultuur’.

Sindsdien heeft Wilders – het enige lid van deze bijzonder gestructureerde ‘partij’ – zich voorgedaan als de geliefde Zwart beest van de Nederlandse politiek. Hij heeft onder meer opgeroepen tot een spreekverbod voor imams en – gebruikmakend van zijn eigen denigrerende neologisme – tot een kopvoddentak, een “hoofddoekbelasting”, dat wil zeggen een speciale belastingheffing op moslims die een hoofddoek dragen. In 2010 behaalde hij zo’n goed verkiezingsresultaat dat de VVD en het Christen-Democratisch Appèl een regering vormden die afhankelijk was van zijn steun van buitenaf. Dit markeerde een keerpunt in de toenemende normalisering van extreemrechts in Nederland.

De VVD onder Mark Rutte speelde een grote rol in deze paradigmaverschuiving. Door externe druk van de PVV, kleine, steeds nieuwe rechtse kanshebbers zoals het Forum voor Democratie (FvD) van Thierry Baudet, en interne onvrede binnen de VVD, heeft de partij afstand gedaan van haar eigen klassiek-liberale waarden en steeds meer de taal omarmd. van extreemrechts. Mark Rutte sprak steeds vaker over de ‘vluchtelingencrisis’.

Hij speelde dit jaar een belangrijke rol op het Europese toneel toen hij samen met Ursula van der Leyen en de ‘pragmatische’ Italiaanse extreemrechtse leider Giorgia Meloni een vluchtelingendeal sloot met Tunesië, waar volgens mensenrechtenorganisaties vluchtelingen verblijven. verlaten en aan hun lot overgelaten in de woestijn. Op X (voorheen Twitter) sprak Rutte triomfantelijk van ‘een ware mijlpaal’. Op 7 juli viel zijn laatste kabinet uiteen toen hij opportunistisch een ultimatum stelde over het aantal gezinsherenigingen voor asielzoekers.

Met de gestegen prijzen voor voedsel en energie, en het aanhoudende tekort aan woningen in Nederland, leek het thema ‘sociale zekerheid’ deze verkiezingscampagne te domineren. Met deze nostalgische roep om herstel van de verzorgingsstaat slaagde vooral de christen-democratische Omtzigt erin dit als een politieke agenda door te drukken. Maar in de vele televisiedebatten en gedrukte media klonk de afgelopen weken steeds meer een identitaire logica door in dit debat. Niet iedereen kon profiteren van overheidswelvaart; het gebrek aan betaalbare woningen zou worden veroorzaakt door de meedogenloze toestroom van asielzoekers.

Dit is duidelijk een politiek kader, en inderdaad een politieke fabel gecreëerd door rechts. Uit de cijfers blijkt dat het aantal asielaanvragen sinds de jaren negentig ongeveer gelijk is gebleven. Bovendien bestaat 90 procent van de immigranten uit arbeidsmigranten en expats, inclusief buitenlandse studenten.

De Nederlandse economie, die wordt gekenmerkt door een tekort aan laagbetaalde arbeidskrachten, profiteert al geruime tijd van arbeidsmigratie. Zoals migratie-expert Leo Lucassen heeft opgemerkt: “In de sectoren distributie, logistiek, slachthuizen, land- en tuinbouw werken voornamelijk Polen, Roemenen en Bulgaren. Dat doen ze in werkomstandigheden met hyperflexibele werkschema’s die de meeste Nederlanders liever vermijden.”

Tijdens deze verkiezingen werd er heel weinig gesproken over deze 90 procent. Wilders noemde Nederland ‘één groot asielzoekerscentrum’. Maar toen hij voelde hoe de wind waaide, veranderde hij zijn aanpak: in plaats van zijn gebruikelijke anti-islamretoriek concentreerde hij zich op het buitenhouden van asielzoekers, en gaf hij aan dat hij zijn anti-constitutionele voorstellen zou laten varen, zodat hij kan deelnemen aan de regering. .

Om deze reden spraken de reguliere media erover dat Wilders ‘milder’ zou worden. Maar dit is slechts de schijn: een sluwe verandering van de boodschap, niet van de in wezen discriminerende en racistische inhoud van zijn programma.

Zoals in heel Europa is de overwinning van de PVV in Nederland het product van een al lang bestaande normalisering van extreemrechts. De VVD wilde, in concurrentie met extreemrechts, opportunistisch scoren op het gebied van migratie, maar dit heeft averechts gewerkt.

De partij van Wilders trok zo’n 15 procent van haar kiezers uit de VVD en slaagde er ook in een aanzienlijk aantal voormalige niet-stemmers te mobiliseren, verantwoordelijk voor nog eens 12 procent. Naast de kleine kernbasis die de racistische anti-islamideologie onderschrijft, is de grotere basis divers, afkomstig uit het hele land en uit verschillende klassen. Vermoedelijk brachten velen hun stem uit uit ontevredenheid over de minder radicale gevestigde partijen.

Teleurstellend genoeg slaagde de centrumlinkse Timmermans er in deze campagne in om slechts reactief en sentimenteel met Wilders om te gaan, waarbij hij bij verschillende gelegenheden uitriep dat hij ‘gestopt’ moest worden, in plaats van in ruil daarvoor een krachtig verhaal te presenteren. In de laatste fase van hun campagne promootte zijn partij de oproep om “strategisch” op PvDA-Groen Links te stemmen.

Het is waar dat de vorming van de volgende Nederlandse regering ingewikkeld blijft. Om een ​​meerderheid te vormen is een coalitie van PVV met VVD en NSC mogelijk, of anders een anti-Wilders kabinet van VVD, NSC en PvdA-Groen Links. Het is veelzeggend dat het nominale verzet tegen Wilders onder de VVD en de NSC – hun eerdere uitspraken over de weigering om met hem te regeren – al lijkt te zijn weggesmolten. De dag na de verkiezingen sprak VVD-leider Yesilgöz al op verzoenende toon over ‘een nieuwe realiteit’.

Maar net als in een groot deel van Europa lijkt Nederlands links voor een nieuwe ijstijd te staan. PvDA-Groen Links leek het ‘groene’ vraagstuk van de ecologische transitie terecht te koppelen aan het ‘rode’ vraagstuk van de sociale zekerheid. Maar vanwege Timmermans reputatie als voormalig architect van de Europese Green New Deal concentreerde het zich op zijn klimaatpolitiek en verwaarloosde het zijn sociale programma. De Socialistische Partij (SP), de enige macht met een overtuigende agenda op het gebied van de sociale zekerheid, daalde van negen naar vijf zetels.

Vandaag de dag heeft extreemrechts dus de bal in zijn kamp. Geconfronteerd met deze dreiging moet links stoppen met het eindeloos compromissen sluiten over zijn politiek – en eindelijk weer strijdlustig worden.





Bron: jacobin.com



Laat een antwoord achter