Daniël Tut

Om Nietzsche politiek te situeren, is het essentieel dat we de historische context waarin hij leefde begrijpen als een context van snelle politieke veranderingen in de richting van algemeen kiesrecht voor mannen, de introductie van universeel onderwijs en de bevordering van de rechten en welvaart van de arbeidersklasse. Nietzsche betreedt het intellectuele toneel van Duitsland in het begin van de jaren zeventig van de negentiende eeuw, precies op het moment dat het Tweede Rijk Duitsland vormt en verenigt uit vijfendertig ministaten.

Hoewel de revoluties van 1848, waaraan Nietzsche’s geboorte vier jaar voorafging, hadden geresulteerd in de opkomst van de reactie binnen Duitsland en de uittocht van socialistische intellectuelen, vonden er tegelijkertijd onmiskenbare egalitaire sociale veranderingen plaats. Zo werd de slavernij in de koloniën afgeschaft en omarmden veel figuren binnen de Duitse intelligentsia meer radicale ideeën geïnspireerd door de Jacobijnen en de filosoof Jean-Jacques Rousseau, waaronder het socialisme. Het politieke denken van Nietzsche is een reactie en een gezamenlijk antwoord op dit groeiende egalitaire en revolutionaire milieu.

Zijn eerste grote werk, De geboorte van de tragediewerd gepubliceerd in 1872, slechts een jaar na de Commune van Parijs, waarin communisten en anarchisten kortstondig een radicaal egalitaire regeringsvorm vestigden. De geboorte van de tragedie en zijn essay over de politiek van het oude Griekenland in De Griekse staatgeschreven rond dezelfde tijd, bieden een venster op Nietzsche’s politieke denken.

In deze werken diagnosticeert Nietzsche wat hij het ‘optimistische wereldbeeld’ noemt als een toestand van de moderne tijd, en hij plaatst dit in een historische tendens die tweeduizend jaar teruggaat tot de leringen van Socrates.. Hij ging zelfs zo ver dat hij de opstand van anarchisten en communisten tijdens de Commune van Parijs omschreef als een ‘saturnalia van barbarij’ onder leiding van arbeiders die weinig meer waren dan een ‘klasse van barbaarse slaven die hebben geleerd hun bestaan ​​als onrecht te beschouwen, en bereid je nu voor om wraak te nemen, niet alleen op zichzelf, maar op alle generaties.”

In tegenstelling tot veel van zijn conservatieve tijdgenoten streefde Niezsche niet naar het herstel van een verloren gegane traditie, noch belijdde hij nostalgie naar een vervlogen aristocratische orde. Hij wilde eerder een aanhang cultiveren – zoals zijn romantische interesse Lou Salomé het verwoordde: ‘Nietzsche schrijft niet om te overtuigen, maar om te bekeren.’ De kern van zijn politieke kijk ligt op een aristocratische oproep aan zijn lezers om deel te nemen aan het overwinnen en onderdrukken van de democratische en socialistische impulsen die zich over de Europese beschaving verspreiden.

Een centrale zorg van Nietzsche’s politieke denken, vanaf deze vroege werken tot aan zijn meer volwassen werk Zo sprak Zarathoestra (1883) is de crisis van het individuele genie. Nietzsche is geobsedeerd door het pacificeren van de bewegingen die volgens hem voorstander zijn van nivellering en gelijkheid. Hij vreesde dat deze de mogelijkheid van individueel genie in de cultuur zouden uitwissen.

Ik beargumenteer dat we zijn politiek kunnen begrijpen als vertrouwend op een stilzwijgende strategie van het opbouwen van een gemeenschap van ‘vrije geesten’, die in staat zouden zijn om boven de socialistische eisen voor massagelijkheid en de middelmatigheid die deze zogenaamd voortbrengt uit te stijgen. Hoewel niet alles wat Nietzsche schreef politiek is, beweer ik dat er een consistent politiek radicalisme in zijn denken schuilt, voornamelijk gedreven door oppositie tegen het socialisme.

Destijds werden debatten over hoe we de toestand van de arbeidersklasse moesten begrijpen besproken onder de noemer ‘sociale kwestie’. Nietzsche las veel over de politieke economie, de geschiedenis van de Franse Revolutie, socialistische bewegingen en de huidige gebeurtenissen van zijn tijd om met zijn eigen antwoord op deze vraag te komen.

De Italiaanse marxistische historicus Domenico Losurdo heeft op overtuigende wijze aangetoond hoe de politiek van Nietzsche steeds militanter aristocratischer en kritischer werd ten aanzien van het regime van Otto von Bismarck in Duitsland als gevolg van de vooruitgang van de arbeidersbeweging. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw voerde het Tweede Rijk hervormingen door die sociale verzekeringen en nieuwe beschermingen voor werknemers tot stand brachten.

Dit lijkt Nietzsche verontrust te hebben, en rond de tijd van de publicatie van De homo-wetenschap in 1882 begint hij aan wat bekend staat als zijn ‘antimoralistische’ fase. Zijn politieke doelstellingen bleven het pacificeren van de massa en het onderdrukken van revolutionaire impulsen, maar hij begint een explicietere oproep te doen voor een gemeenschap van aristocratische militanten die zich zullen verzetten tegen de politiek van het establishment.

In deze fase begint Nietzsche zwaarder te leunen op fysiologische ideeën. Zijn werk eind jaren tachtig van de negentiende eeuw, De Antichrist (1895) en Schemering van de idolen (1889), markeert wat hij zijn ‘oorlogsverklaring’ aan de zwakken en gedegenereerden noemt. Nietzsche was bekend met de eugeneticabeweging, en het zijn deze geschriften die hem tot haar spirituele peetvader maken.

Hoewel Nietzsches reactionaire agenda gedurende zijn hele carrière duidelijk zichtbaar is, hebben geleerden op het gebied van zijn politiek, zoals Frederick Appel en György Lukács, aangetoond dat in zijn latere werken, zoals De wil tot macht (1901) breekt hij rechts van Bismarck over de onderwerpen imperialisme, oorlog en de arbeiderskwestie. Het is de bedoeling dat wijlen Nietzsche zijn lezers inspireert om boven het medeleven en de zwakte van de massa uit te stijgen door zichzelf in staat te stellen wreed te zijn tegenover degenen die hij beschouwt als de zwakken, de gedegenereerden en de mislukten.





Bron: jacobin.com



Laat een antwoord achter