Cedric Johnson

Terugkomend op mijn eigen ervaringen, toen ik een tiener was tijdens de Reagan-Bush-jaren, waren het zwarte burgerrechtenorganisaties, zwarte ministers en zwarte studenten die enkele van de eersten waren die de uitbreiding van het gevangeniswezen van de jaren tachtig betwistten en ‘ jaren 90, ook al noemden we het op dat moment nog geen massale opsluiting. Ook hiphopartiesten – denk eens terug aan alle verschillende protestliederen die uit de jaren ’80 kwamen. Deze formatieve formulering van het politieprobleem als een van aanhoudend racisme heeft echt gevormd hoe we over het probleem dachten en heeft ons soms beperkt.

Ik denk dat het Milton Friedman was die ooit zei dat wanneer er een crisis is, mensen grijpen naar de ideeĆ«n die rondslingeren. Dat gold zeker voor de uitbreiding van het gevangeniswezen in de jaren ’80 en begin jaren ’90, en voor zaken als Rodney King. Het zag eruit als racisme, het klonk als racisme en het gedroeg zich als racisme, dus dat was het. Maar tegelijkertijd kwam die interpretatie vooral voort uit het stadstheater en werd getraind op een bepaalde reeks ervaringen en incidenten binnen steden.

Maar nu, als [the political scientist] Marie Gottschalk en anderen hebben erop gewezen dat we met de opioĆÆdencrisis die demografische verschuiving hebben gezien, en veel populaire analyses van politie en opsluiting hebben die veranderingen niet echt bijgehouden. Het aantal zwarte mannen dat in de gevangenis zit is afgenomen en tegelijkertijd is het aantal blanken uit de arbeidersklasse toegenomen.

Dit is eigenlijk in tegenspraak met een grap die ik keer op keer hoor herhalen, die stelt dat de crack-cocaĆÆnecrisis werd beantwoord met agressief politieoptreden, maar we hebben de opioĆÆdencrisis behandeld als een volksgezondheidscrisis. Dat popverhaal wordt meestal aangevoerd als bewijs van een raciale dubbele standaard, maar tijdens het proces krijgt het zowel historische crises als hun verderfelijke gevolgen voor de arbeidersklasse vreselijk verkeerd. De cijfers die Gottschalk citeert, suggereren dat beide periodes meer bepaald zijn door straf dan door welwillendheid van de staat. We zijn nu dus op een punt gekomen waarop we verder moeten denken dan het stadstheater.

Ik krijg een versie van deze vraag bij elk gesprek dat ik hierover geef. Aan het einde staat er altijd iemand op en zegt: ‘Ik begrijp wat je zegt over de les. Maar hoe zit het met ras?ā€ En dit is soms moeilijk te waarderen voor mensen, maar de realiteit is dat in de hele Amerikaanse geschiedenis de overgrote meerderheid van de arme mensen in dit land altijd blank is geweest. Op het hoogtepunt van AFDC [Aid to Families with Dependent Children] betalingen, was de meerderheid van de ontvangers blank (hoewel het populaire beeld van de bijstandsontvanger een zwarte persoon was, dankzij Ronald Reagan en anderen). En zelfs als we het hebben over zwarten en Latino’s als een veelvoud van mensen binnen een overtollige bevolking, zijn die mensen nog steeds anders dan de rest van de Afro-Amerikanen die banen, bankrekeningen, creditcards, hypotheken en mogelijk spaargeld hebben; mensen die enigszins opwaarts mobiel zijn in de economie. Ik denk dat we ons moeten afvragen wat we kunnen winnen door het feit te negeren dat er gemeenschappelijke omstandigheden zijn waarmee de meest onderdrukte elementen van de arbeidersklasse van alle kleuren worden geconfronteerd.

Het is niet alleen op intellectueel vlak belangrijk om dit verhaal goed te krijgen. Het is ook politiek belangrijk als we proberen een linkse meerderheid op te bouwen. Als we ons zorgen maken over ongelijkheid en de schade die kapitaal toebrengt aan de samenleving ā€“ aan ons leven en onze buurten en gemeenschappen ā€“ dan zouden we moeten kijken naar wat er met iedereen gebeurt, niet alleen de mensen die in onze directe omgeving wonen, of wat correct politieke lijn kan op een bepaald moment populair zijn.





Bron: jacobin.com



Laat een antwoord achter