Het vermogen van de reactionaire geest om verzamelbetekenissen van veronderstelde linkse verdorvenheid te bedenken lijkt vaak grenzeloos. Maar in de canon van conservatieve scheldwoorden is er waarschijnlijk niets gebruikelijker of duurzamer dan ‘collectivisme’. Besteed wat tijd aan het verdiepen van jezelf in reactionair schrijven of literatuur en je ontdekt al snel dat collectivisme vrijwel alles kan zijn. Belastingheffing en regelgeving zijn collectivistisch. Dat geldt ook voor sociale welzijnsprogramma’s, vakbonden en Medicare. De verschillende experimenten in de economische planning uit het midden van de twintigste eeuw waren collectivistisch, net als de Keynesiaanse economie. Tegenwoordig wordt de term vaak gebruikt in verband met identiteitspolitiek.
In de jaren zestig kon men Milton Friedman horen waarschuwen dat de collectivistische dreiging op komst was, en dat ‘welvaart in plaats van vrijheid’ ‘de dominante toon’ was geworden – niet alleen in het hele Oostblok maar ook in de liberale democratieën van de wereld. Vandaag de Dagelijkse draad waarschuwt ons dat collectivisme “het meest breed gepromoot thema is tijdens cursussen aan de hoogst gerangschikte hogescholen en universiteiten van Amerika.” De Nationale recensie, vindt het ondertussen welig tierend in de gelederen van een leiderschapsklasse die ernaar streeft “groepsidentiteit tot de dominante categorie te maken in ons denken over en de praktijk van de politiek.” Het Mises Instituut op zijn beurt beschouwt het moderne progressivisme als een ‘collectivistische, anti-individuele’ filosofie die erop uit is ‘de beschaving zelf te vernietigen’.
Collectivisme kan dus liberaal of socialistisch zijn, modern of postmodern, economisch of totaal los van de materiële realiteit. Het is een plaag die de academische en politieke instellingen van Amerika besmet, en een gebrekkige pathologie die eigen is aan intellectuele en culturele elites. Ook al zou het moeilijk zijn om hier enige diepere consistentie te vinden – als het 21e-eeuwse Ivy League-progressivisme en de USSR uiteindelijk tot hetzelfde kunnen worden herleid, kunnen deze woorden net zo goed alles betekenen – is er niettemin sprake van een verenigende beginsel.
Aan de rechterkant is collectivisme altijd de grote vijand geweest van zijn nobelere tegenpool, ‘individualisme’. Links (zo gaat het verhaal) beschouwt het individu als ondergeschikt aan en gedefinieerd door de groep, terwijl conservatieven de soevereine en zelfbesturende persoon verheerlijken, die in staat is vrijwillig relaties aan te gaan met de mensen om hen heen, zonder enige beperking.
Zoals Nick French opmerkt, is het verleidelijk om op dit verkeerde verhaal te reageren door te wijzen op de vele duidelijke gaten in de fundamentele mythe van het conservatisme. Mensen komen tenslotte niet op gelijke voet de wereld binnen en beginnen hun leven niet uitgerust met dezelfde reeks economische en sociale kansen. De samenleving is geen tabula rasa waarin individuen eenvoudigweg de uitkomsten die ze zelf hebben opgeschreven, en veel van iemands lot wordt gevormd door krachten die volledig buiten hun macht liggen.
Dit betekent uiteraard niet dat mensen geen keuzevrijheid hebben, of dat we de onjuiste premisse moeten toegeven dat collectivisme en individualisme noodzakelijkerwijs tegengesteld zijn. In tegenstelling tot wat rechts beweert, wordt links niet bezield door een rigide determinisme dat het individu wil uitroeien of zijn autonomie wil ontkennen. Het socialistische project gaat niet over het opleggen van homogeniteit of gelijkheid, en de socialistische kritiek op het kapitalisme is niet dat het te veel vrijheid en speelruimte biedt aan individuen. Het tegendeel is waar.
In een ongelijke samenleving, gestructureerd door klassenhiërarchie en gedefinieerd door enorme verschillen in rijkdom en macht, moeten de meeste mensen buitensporige hoeveelheden tijd en energie investeren, alleen maar om de eerste levensbehoeften veilig te stellen. Deze taak is bepaald niet bevrijdend. Voor velen is het vernederend en vermoeiend.
Hoe meer je je zorgen moet maken over waar je volgende maaltijd vandaan komt, wat er zal gebeuren als je ziek wordt, of dat je volgende maand weer een dak boven je hoofd hebt, hoe moeilijker het is om als individu te floreren. Als je vastzit aan het hamsterwiel van het draaiende loonwerk, verlamd raakt door schulden of geteisterd wordt door eindeloze financiële zorgen, betekent dit ook dat je beroofd wordt van de persoonlijke soevereiniteit en van de noodzakelijke voorwaarden om van je leven te maken wat je wilt.
Het socialistische doel om deze voorwaarden voor iedereen veilig te stellen – onderdak, vrije tijd, economisch welzijn – gaat fundamenteel over het creëren van een fundament waarop iedereen zijn individuele dromen, curiosa en ambities kan nastreven zonder zich voortdurend zorgen te hoeven maken over hun overleving. Een dergelijke wereld kan echter alleen worden bereikt door het soort sociale samenwerking dat conservatieven belachelijk maken als ‘collectivistisch’: volkshuisvesting, onderwijs en kinderopvang; gratis en universele gezondheidszorg; economische herverdeling; wijdverbreide sociale investeringen in gedeelde goederen.
In de onvruchtbare opvatting van vrijheid van rechts is elk van deze de vijand van individuele autonomie en zelfbestuur. In onze eigen, veel rijkere socialisten, zijn zij het collectieve middel waarmee ieder mens minder tijd kan besteden aan het simpelweg verzorgen van het leven en meer tijd kan besteden aan het daadwerkelijk leven ervan.
Bron: jacobin.com