Etienne Balibar

Massapartijen met een democratische dimensie hebben altijd samengewerkt met ‘bewegingen’, des te meer als ze – om een ​​beruchte stalinistische metafoor te gebruiken – geen pure ‘transmissiebanden’ zijn. Als je van daaruit terugkeert naar de betekenis van de categorie ‘partij’ in het oorspronkelijke gebruik ervan door Marx en [Friedrich] Engels in de Communistisch Manifest, waarvan de oorspronkelijke titel was Manifest van de Communistische Partijzie je dat de ‘partij’ expliciet geen aparte organisatie is. Het is een doctrine die een visie op de geschiedenis, de revolutionaire rol van het proletariaat en het programma van politieke en sociale transitie naar een klassenloze samenleving combineert. En die doctrine kan ‘hegemonisch’ worden onder een veelheid aan bewegingen, waardoor er zoiets als een ‘beweging van bewegingen’ ontstaat.

Het begrip van de ‘partijvorm’ als een afzonderlijke en gedisciplineerde organisatie kwam voort uit een latere evolutie waarin het de opdracht was om krachten te bundelen – hoofdzakelijk op nationaal niveau, ondanks de ‘internationalistische’ verplichtingen – om ‘de macht van de staat te grijpen’. ’, eerst op een parlementaire manier, daarna op een revolutionaire manier, of zelfs een strategische combinatie van beide: typisch de Gramsciaanse notie van de ‘positieoorlog’.

Ik geloof dat deze twee vormen om een ​​aantal historische en sociale redenen achterhaald zijn, ook al moet er iets cruciaals uit blijven – bijvoorbeeld het probleem van de politieke ‘hegemonie’ of het probleem van de politieke ‘organisatie’. Er moet een nieuwe ‘partijvorm’ worden uitgevonden of ontdekt op basis van bestaande ervaringen. Dit is in de eerste plaats waar als we geloven dat in een samenleving met diepe tegenstellingen veranderingen alleen tot stand kunnen worden gebracht door strijd in meerdere vormen, vandaar de uitdrukking van ‘partijdigheid’ of ‘partijdigheid’; en ten tweede, als we geloven dat waar de macht geconcentreerd is in de handen van een technocratische en zakelijke elite, er een brede volkstegenmacht moet ontstaan. Maar die vormen liggen niet vooraf vast. Er is geen “model” voor het komende feest.

Er zijn echter een aantal gerelateerde vragen die moeten worden beantwoord. Eén: de typische sociaal-democratische partij is er een die elementen in de ‘civiele samenleving’ organiseert, rechtstreeks of via ondergeschikte organisaties, met de bedoeling het staatsapparaat te grijpen of te controleren. Het is daarom verankerd in een dualistische representatie van de samenleving en de natie, waar ‘civiele samenleving’ en ‘staat’ buiten elkaar staan. Gramsci had de beperkingen van deze representatie met betrekking tot de opkomst van de ‘welvaartsstaat’ al onderkend. [Nicos] Poulantzas ging verder in die richting.

We moeten begrijpen dat de politieke strijd zowel de staat als de samenleving doordringt, zelfs als de verzorgingsstaat steeds ineffectiever wordt – buiten het ‘Noorden’ – of geleidelijk wordt ontmanteld door neoliberaal beleid. Het gaat vooral om een ​​strijd voor de democratisering van ‘openbare diensten’. Dit kan het beste worden uitgevoerd door burgerbewegingen, niet door “partijen” in de parlementaire zin, en uiteraard niet door “subversieve” organisaties.

Ten tweede: u benadrukt terecht de kwestie van het ‘negatieve individualisme’. Ik heb die formule niet uitgevonden, maar heb hem in plaats daarvan overgenomen van de grote Franse socioloog Robert Castel in zijn boek over De Metamorfosen van het sociale vraagstuk, een kroniek van loonarbeid. Later liet hij de formule vallen omdat de ‘negatieve’ connotatie ervan het moeilijk maakte om deze te gebruiken in gesprekken met precaire (jonge) werknemers die de formule als stigmatiserend beschouwden.

Hoewel ik me bewust ben van dit probleem, blijf ik bij de uitdrukking, die naar mijn mening raakt aan een belangrijke vraag: bewegingen en vormen van politieke organisatie in de arbeidersbeweging brachten zeer sterke gevoelens en praktijken van solidariteit met zich mee, deels gebaseerd op de omstandigheden van het arbeidsproces zelf. , gedeeltelijk geërfd en overgenomen van de ‘communitaire’ tradities en herinneringen van de arbeiders die uit hun landbouwgemeenschappen zijn ontworteld. EP Thompson en andere historici hebben deze dimensie onderzocht.

Neoliberaal beleid ontmantelt systematisch de omstandigheden die deze solidariteitsbanden mogelijk maken, en in die zin is het bewust contrarevolutionair.. Ze creëren absolute onzekerheid en wat Castel ‘de-affiliatie’ noemde. Vervolgens hebben deze vormen van onzekerheid de neiging te botsen met andere vormen van onzekerheid, bijvoorbeeld de “déracinement” van migrerende werknemers met hun eigen vormen van etnische, culturele, raciale of zelfs religieuze solidariteit. Er kan geen nieuwe vorm van democratische, socialistische of communistische partijdigheid ontstaan ​​als deze ‘tegenstrijdigheden onder het volk’ niet worden aangepakt en opgelost, wat geen gemakkelijke taak is.

Ten derde betekent het spreken over ‘massapartij’ en de verwoording van ‘partij’ en ‘bewegingen’ onvermijdelijk ook het opwerpen van de netelige vraag naar het verschil-cum-analogieën tussen socialistische tradities en fascistische tradities. Ik maak er geen verwarring tussen, maar ik geloof dat we, zowel historisch als in het heden, de kwestie van de circulatie van modellen en de mogelijkheden van perversie van de ene in de andere zeer serieus moeten aanpakken. Dit is een les van de twintigste eeuw, die we beter niet mogen vergeten. Het is ook een van de redenen waarom de nadruk op het combineren van het socialistische project met sterke (radicale) democratische idealen en verplichtingen zo centraal staat. Het leidt tot zulke belangrijke kwesties in de instelling van de ‘partijvorm’ als interne discipline, de functie van de ‘leider’, enz.

Ik sta niet aan de kant van die vrienden en collega-socialisten die geloven dat er een ‘links populisme’ kan bestaan, hoewel ik erken dat een puur ‘anarchistische’ representatie van de beweging (of de beweging van bewegingen) een contradictio in terminis is. Dit is nog een raadsel. Ik geloof ook dat deze vraag volkomen onvermijdelijk wordt als we vasthouden aan het idee en de principes van het internationalisme. Een socialisme dat niet internationalistisch is, zal nationalistisch worden – er is niet echt een middentermijn.





Bron: jacobin.com



Laat een antwoord achter